Expediteur vordert bankgarantie voor aanstaande douaneschuld
Een aantal T-1 documenten zijn niet correct (vals) gezuiverd. De douane-expediteur verwacht daarom een UTB te zullen ontvangen en vordert van zijn opdrachtgever zekerheidsstelling(een bankgarantie). De expediteur besluit om geen risico te lopen en legt ook conservatoir beslag op goederen van zijn opdrachtgever.
De expediteur wijst op de Fenex-condities en stelt dat de opdrachtgever op basis van die condities gehouden is om hem te vrijwaren, en op eerste verzoek zekerheid te stellen voor de verschuldigde douanerechten, wanneer reëel kan worden verwacht dat aanslagen opgelegd zullen worden. Artikel 17, lid 5 van de Fenex-condities luidt namelijk: “De opdrachtgever is uit hoofde van de expeditie-overeenkomst verplicht om op eerste vordering van de expediteur zekerheid te stellen, voor hetgeen de opdrachtgever aan de expediteur is verschuldigd dan wel wordt verschuldigd”. Volgens de Rechtbank kan deze algemeen geformuleerde stelling niet leiden tot toewijzing van de vordering omdat nog niet zeker was dat daadwerkelijk een aanslag zou worden opgelegd. Daarmee is het conservatoir beslag overigens ook onrechtmatig, waardoor de schade daarvan moet worden vergoed.
Het beslag lijkt dus te vroeg te zijn gelegd. Eerst moet zeker zijn dat de expediteur een aanslag ontvangt. Ik ga er eigenlijk van uit dat er toch nog wel een aanslag komt, omdat de niet-zuivering het gevolg is van fraude. Of de aanslag dan uiteindelijk overeind blijft is een andere tweede vraag. Het zou mij niets verbazen als de expediteur over enige tijd alsnog met een aanslag wordt geconfronteerd. Misschien had daarom toch nog wel wat meer kunnen worden aangevoerd. Voor de expediteur is het jammer hij niet (door bijvoorbeeld een tussenvonnis) in de gelegenheid is gesteld om zijn stellingen nader te onderbouwen. Misschien was dat met een concreet bewijsaanbod nog wel gelukt. Zie Rechtbank Haarlem van 21 juli 20.