Invoercertificaten voor knoflook
Op 14 maart heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan over misbruik van recht in combinatie met invoercertificaten. Misbruik van recht is een lastig leerstuk, want het gaat altijd om een samenstel van handelingen en de bedoeling die partijen daarbij hebben gehad.
Het volgende is het geval. Aan de hand van invoercertificaten kunnen importeurs aanspraak maken op een vrijstelling van specifiek recht (in dit geval knoflook). Nou gebeurde het dat verschillende importeurs meer knoflook hadden aangekocht, dan waarvoor zij contingent hadden. Helaas is het niet toegestaan om contingent bij te kopen, maar was het wel mogelijk om de knoflook aan anderen te verkopen, die nog wel ruimte hadden, en het vervolgens ingeklaard terug te kopen. De Italiaanse douane meende dat feitelijk sprake was van de verkoop van invoercertificaten, en stelde dat sprake was van misbruik van recht en stuurde een rekening voor het aanvullend recht.
Maar wanneer is nou sprake van misbruik van recht? Uit andere jurisprudentie was al duidelijk dat pas sprake is van misbruik van recht als het samenstel van transacties, tot gevolg heeft een bepaald voordeel wordt genoten, waar dat eigenlijk niet de bedoeling is. Bovendien moeten de transacties ook alléén maar zijn uitgevoerd met het oog op het verkrijgen van dat voordeel.
In de onderhavige zaak vroeg de Italiaanse rechter aan het hof van Justitie of zo’n verkoop van knoflook en terugkoop na inklaring, samen gezien, misbruik van recht vormen. Het Hof van Justitie antwoordt dan dat het verbod om invoercertificaten over te dragen, zich in beginsel niet verzet tegen dergelijke transacties waarmee een importeur, die houder is van certificaten voor invoer van knoflook, goederen koopt buiten de Europese Unie – van een marktdeelnemer die zelf traditioneel importeur is, maar zijn eigen certificaten voor invoer van knoflook heeft opgebruikt – en deze goederen vervolgens, na ze te hebben ingevoerd in de Unie, aan diezelfde marktdeelnemer doorverkoopt. Alléén als die transacties kunstmatig in het leven zijn geroepen, met als voornaamste doel om te profiteren van het preferentiële tarief, leveren zij volgens het Hof van Justitie wel misbruik van recht op.
De rechter krijgt dan de opdracht om alle feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen, met inbegrip van de handelstransacties die aan de betrokken invoer vooraf gingen en de handelstransacties die op die invoer volgden, bij het beoordelen of sprake is van misbruik. Het verweer tegen navorderingen op reeds gedane transacties zal zich dus moeten concentreren op het zakelijke karakter van de handelingen. Het is moeilijk om aan te tonen dat transacties kunstmatig zijn. Daar hebben wij al veel ervaring mee. Voor toekomstige transacties zullen handelaren toch even alert moeten zijn op deze uitspraak. (zaak C‑155/13)