Zonnepanelen
Eén van de effecten van het heffen van antidumpingrechten op zonnepanelen uit China, is dat een aantal fabrieken in China zullen proberen om hun productie te verplaatsen naar andere landen. Maleisië, Vietnam en zelfs Zuid-Afrika zijn, naar ik begrijp, goede alternatieven om de productie naar toe te verplaatsen.
De vraag die dan opkomt is of zonnepanelen die worden geïmporteerd uit één van die andere landen, dan inderdaad een andere (niet-preferentiële) oorsprong hebben of toch nog steeds van Chinese oorsprong zijn, bijvoorbeeld omdat de zonnepanelen uit Chinese componenten zijn opgebouwd? Hoe stelt u vast welke oorsprong de zonnepanelen hebben?
Recent heeft de Europese Commissie een Uitvoeringsverordening gepubliceerd waarin wordt beschreven hoe de (niet-preferentiële) oorsprong van zonnepanelen moet worden vastgesteld. Daarbij gaat het om Vo. 1357/2013, waarin wordt uitgelegd dat het productieproces van kristallijn silicium fotovoltaïsche zonnepanelen kan worden verdeeld in de volgende fasen:
1. productie van silicium platen;
2. verwerking van silicium platen in kristallijn siliconen fotovoltaïsche cellen;
3. samenvoeging van verschillende kristallen siliconen cellen in een paneel.
Volgens deze Uitvoeringsverordening is de vorming van fotovoltaïsche cellen meest belangrijke fase in het productieproces, omdat de panelen in die fase hun specifieke eigenschappen krijgen. Het land van oorsprong is daarom het land waarin de siliconen platen worden verwerkt in kristalijn siliconen fotovoltaïsche cellen.
Iedere importeur van panelen uit deze andere landen, zou bij voorkeur willen vertrouwen op het ‘Certificaat van Oorsprong’ van de betreffende zonnepanelen, maar enkel en alleen hierop vertrouwen vormt inmiddels een groot risico. Europese jurisprudentie toont namelijk aan dat een importeur in hoge mate zelf verantwoordelijkheid is om de oorsprong van het product te controleren. Een voorbeeld van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie preferentiële oorsprong is de zaak van ‘Lagura Vermogensverwaltung’ (C-438/11), waarin de ECJ oordeelde dat de bewijslast, dat het certificaat van oorsprong was opgesteld op basis van een correcte weergave van de feiten, rust op de belastingplichtige. Dat kan kan weliswaar vervelend zijn voor de importeur, met name wanneer hij heeft gehandeld en de oorsprong in een later stadium, wegens verkeerde informatie van de exporteur, bij een controle achteraf in twijfel is getrokken. Volgens het Hof van Justitie geldt echter dat een voorzichtig marktdeelnemer geacht wordt rekening moet houden met de risico’s die inherent zijn aan de door hem verkende markt, en deze als een van de normale schaduwzijden van de handel moet aanvaarden.
Een importeur kan zich dus niet zonder meer beroepen op een eerder afgegeven Certificaat van Oorsprong en zal zelf moeten bewijzen dat de exporteur juiste en volledige informatie heeft verstrekt. Ik verwacht dat hetzelfde geldt voor bij het aantonen c.q. bewijs voor niet-preferentiële oorsprong. Dat maakt dat importeurs van zonnepanelen, evenals als hun expediteurs, zich steeds goed moeten laten informeren over het productieproces van de zonnepanelen, om te kunnen controleren of de panelen inderdaad van de opgegeven oorsprong zijn. Daar geldt feitelijk dus een onderzoeksplicht. Over de vraag hoe ver die onderzoeksplicht gaat, kunt u altijd even contact met mij opnemen.